Uniek Kweekproject van haaien en roggen

7417
28 dec 2017

(Bron: VISionair) Wereldwijd gaat het slecht met de haaienstand. De Noordzee is daar geen uitzondering op. Daarom loopt in Utrecht een project dat uniek is in de wereld: als onderdeel van een ambitieus herstelproject worden haaien en roggen gekweekt.

Je zou zeggen dat een project dat zich richt op herintroductie van haaien en roggen zich ergens in Zeeland of aan de Waddenkust zou
bevinden, in ieder geval aan zee. Maar het zenuwcentrum bevindt zich in Utrecht, waar de kwekerij is ingetrokken bij het gemeentelijk
fietsendepot!

“We weten vooral heel veel niet van de haaien en roggen in ons kustgebied”, zegt Niels Brevé. Hij is namens Sportvisserij Nederland
betrokken bij het project Haaien en roggen terug in de Noordzee. “Neem bijvoorbeeld de gevlekte gladde haai. Die zien we meer en
meer in de Zeeuwse kustwateren. Schippers zien dat ook en die vragen zich dingen af: Wordt er minder op gevist? Is het toch de
klimaatverandering? Is er iets veranderd aan het trekgedrag? We weten het niet. Daarom is onderzoek naar haaien zo belangrijk.”



Inmiddels loopt er al een paar jaar een haaienmerkprogramma langs de Nederlandse kust. Jaarlijks is er ook het evenement
Sharkatag, waarbij sportvissers speciaal op haaien en roggen vissen, ze voorzien van een merkje en terugzetten. “We hebben nu al
4.000 haaitjes gemerkt. Daarvan hebben we er 200 teruggezien.”

Europees haaienactieplan

Ook op EU-niveau is het doorgedrongen dat het niet best gaat met de haaien en roggen, niet alleen in de Noordzee maar in alle
Europese zeegebieden. “Het is geen probleem dat ophoudt bij de grens van de territoriale wateren”, zegt Brevé. “Een haai kan zo naar Schotland of Spanje zwemmen.” Er is dus ook een Europees haaienactieplan gekomen, het Nederlands haaienactieplan is daar een uitvloeisel van. “Doel is haaien en roggen in gezonde populaties terug te brengen.”

In die actieplannen staat nergens de optie dat je de haaien- en roggenpopulaties ook zou kunnen helpen door een kweekprogramma op
te zetten. En tóch is dat precies wat er in het Utrechtse fietsendepot gebeurt. Brevé: “Wij wilden niet alleen maar monitoren en wilde
haaien en roggen gaan merken maar ook een bijdrage leveren door zélf haaien en roggen te kweken.”

De hoop is dat de uitgezette haaien en roggen veel extra informatie gaan opleveren. Bijvoorbeeld over - in dit geval - de Nederlandse
delta als opgroeigebied voor jonge dieren. “Onderzoek aan de hand van uitgezette kweekdieren … dat is nog nooit vertoond. Ook niet in het buitenland.”

In het Utrechtse fietsendepot bevindt zich een modern kweekcentrum voor haaien en roggen.

Om het onderzoek wetenschappelijk te onderbouwen en ook binnen allerlei (inter) nationale regelgeving te blijven, werken de projectpartners nauw samen met onder meer onderzoeksinstituut Wageningen Marine Research (WMR). “Als wij willen dat we de grote beleidsmakers in Den Haag en Europa kunnen overtuigen moeten we wel zorgen dat we met gedegen resultaten komen. Het gaat om geloofwaardigheid.” De andere huidige projectpartners zijn het Wereld Natuur Fonds (WNF), Stichting De Noordzee, Dutch Shark Society en onderzoek- en adviesbureau Blue Linked.

Overigens is WMR ook belangrijk omdat deze organisatie goede contacten heeft met de beroepsvisserij en de visafslagen. “We kunnen
wel allemaal vissen gaan merken maar op zee zijn de meeste roggen en haaien bijvangst. Er is wel een terugzet- en een rapportageplicht voor een aantal soorten”, aldus Brevé. “Welke dat zijn wordt aangegeven op de zoekkaart haaien & roggen die speciaal voor dit doel is gemaakt.”

Bewustwording, niet alleen bij het beroep maar ook bij sportvissers is dus een groot goed. “Neem nou de vleet, een kenmerkende maar tegenwoordig in de Noordzee zeer zeldzame roggensoort. Dat je die moet aantreffen in een vitrine van de visafdeling van de Makro. Dat kan en mag toch niet? Iedereen moet gewoon snappen dat de vleet een zeer zeldzaam dier is.”

Jonge rog met nog een intacte dooierzak

Stekelroggen en hondshaaien

Inzoomend op het project zelf kom je vanzelf uit bij Michaël Laterveer en Remko Verspui. De kweek van haaien en roggen kun je met een gerust hart aan Laterveer overlaten. Hij is met zijn bedrijf Blue Linked verantwoordelijk voor de kwekerij in Utrecht en beschikt over ruime ervaring met het kweken van zeedieren; 17 jaar werkte hij bij de aquaria-afdeling van Diergaarde Blijdorp in Rotterdam. ”Dierentuinen hebben onderling fokprogramma’s. Tot 2000 kwamen alle dieren nog uit het wild.” Het vermeerderen van zeedieren als
inktvissen, kwallen, koralen en haaien en roggen, hij heeft het allemaal gedaan.

Aanvankelijk zat er in het fietsendepot een kweekcentrum voor koralen, dat nam Laterveer over om een tarbotkwekerij te beginnen. “Helemaal ecologisch, geen afval. Maar niemand zat op scharrelvis te wachten.” En dus zit hij sinds 2015 in de haaien en roggen. “Daar ben ik goed in.”

Vooralsnog ligt de focus van Blue Linked op de kweek van stekelroggen en hondshaaien. “Je hebt zowel levendbarende als eierleggende haaien en roggen. Wij concentreren ons op de eierleggende soorten. Met levendbarende haaien tot redelijke aantallen komen is nog niet haalbaar. Die krijgen te weinig jongen. Dan zou je voortdurend zeker zestig ouderdieren moeten houden. Dat is gewoonweg te duur.”

Eierleggende haaien daarentegen produceren tussen de honderd en honderdvijftig eieren per jaar. “Dat zijn goede aantallen. We krijgen de eieren via diverse zeeaquaria, Blijdorp, Neeltje Jans en Harderwijk.” De ouderdieren zijn genetisch vergelijkbaar met vissen uit natuurlijke populaties; je wilt uiteraard geen gedomesticeerde, genetisch verarmde dieren in het wild uitzetten. Laterveer is trots op zijn eerste lichting van stekelroggen. “Ik heb een overlevingspercentage van 95 procent. Bij veel bekende kweekvissen is dat percentage veel en veel lager maar omdat die oneindig veel meer eitjes produceren, hou je er veel meer van over. De overlevers hebben al heel veel moeten doorstaan, maar dat wil niet zeggen dat het gezonde, sterke vissen zijn.”

Laterveer heeft er veel vertrouwen in dat zijn haaien en roggen het leven in volle zee aankunnen. “Ze zullen moeten wennen aan temperatuurverschillen, een andere watersamenstelling, stroming en golfslag en zelf hun kostje bij elkaar scharrelen.”

In het eikapsel ontwikkeld zich een hondshaai.

Scepsis

Nu is het doel van het hele project het herstel van de roggen- en haaienpopulaties in de Noordzee. Eén misverstand wil Laterveer toch
echt de wereld uit hebben. “We moeten niet de illusie hebben dat we door het uitzetten van een beperkt aantal haaien en roggen de
oorspronkelijke populaties direct herstellen.

Het is daarom te begrijpen dat de plannen van Sportvisserij Nederland, WNF, Stichting de Noordzee, Dutch Shark Society en Blue Linked kunnen rekenen op de nodige scepsis. “Het doel is een gezonde populatie in 2030. Wat is dat? In de wereld van natuurbescherming wordt vaak uitgegaan van de habitat. Als die maar goed is. Dus wordt ingezet op herstel van zeegrasvelden, mosselbanken, terugdringen van de impact van de visserij op haaien en roggen door onder andere de beperking van de bijvangst. De gedachte is dat als de habitat op orde is de haaien- en roggen eenvoudiger terug zullen keren.”

Het spreekt voor zich dat de projectpartners niet tégen het herstel van het habitat zijn. “Maar dat betekent in feite wachten, wachten, wachten”, zegt Remko Verspui. Hij is als onderzoeker van Sportvisserij Nederland nauw betrokken bij het Utrechtse initiatief. “Wij bekijken het van de andere kant. Stel dat straks het habitat goed is en de haaien en roggen nog steeds niet terugkeren? Als we dan pas moeten gaan uitzoeken of we dieren moeten gaan kweken om uit te zetten is ondertussen al veel tijd verloren gegaan. Dus wij zijn gewoon begonnen; kijken of het lukt. Door te leren van de toekomstige resultaten uit het merk-terugvangst-onderzoek zal ook duidelijk worden waar verbeterpunten mogelijk zijn. Dan is het straks mogelijk om sneller tot herstel te komen. Dát is de rode draad van het project.”

Het is juist het onderzoek dat de haaien- en roggenstand weleens een flinke boost zou kunnen geven. “Juist omdát we zo weinig
weten is het nodig om uit te vinden waar het ‘m in steekt. Stel dat we ontdekken dat de gemerkte vissen voor een deel op de visafslag
belanden dan weet je in ieder geval wat er aan de hand is. Blijven ze wel leven dan weet je dat uitzet werkt en gaan we een beeld krijgen van de geschikte leefgebieden. Door ons onderzoek kun je eventueel wel de vinger op de zere plek leggen, meent Verspui.

Onderdeel van het onderzoek is het vinden van een geschikt merkje.

Merken 

Het onderzoeksgedeelte van dit project valt eigenlijk uiteen in drie deelgebieden. Monitoring is er daar een van. Dat loopt inmiddels al enkele jaren; dat zijn de dieren die gemerkt worden via het haaienmerkprogramma en Sharkatag, welke gemeld worden via sharkray.eu (dit is de URL die op de merkjes staat). Zo komt er inzicht van het gedrag van echte wilde haaien. Hun trekgedrag, waar ze zich voortplanten enzovoort.

Maar in de kwekerij gebeurt veel meer. Verspui onderzoekt ook wat de beste manier is om de vissen te merken. In de Utrechtse
bassins worden jonge roggen voorzien van verschillende soorten merkjes, in allerlei vormen en maten. Ook daar is nog nooit onderzoek naar gedaan. Het feit dat van de 4.000 tot dusver gemerkte haaien er slechts 200 zijn terug gemeld, zegt niet alles. Want het is wel duidelijk dat niet alle merktekens even geschikt zijn. “Ik kijk bijvoorbeeld naar zichtbaarheid, invloed op de gezondheid en de groei van de vis, de hanteerbaarheid en vooral ook de kans op verlies. Want het wil nog weleens gebeuren dat merkjes door de groei van de vis verloren gaan. Zo hadden we een type merk dat er gewoon wordt uitgedrukt. Of je ziet dat het rond het merkje gaat schimmelen, dat mag natuurlijk ook niet.”

De haaien- en roggenkwekerij is daarmee ook meteen een laboratorium. Verspui: “Uit al die data kunnen we het meest geschikte merkje selecteren. We hebben vier verschillende tag-groepen. Welke het beste is?” Verspui heeft al wel een idee, maar zijn onderzoek is nog niet af, dus houdt hij de resultaten nog even voor zich.

Duidelijk is al wel dat zijn werk straks wellicht op Europees dan wel mondiaal niveau een bijdrage kan leveren aan het onderzoek naar
het herstel van de elasmobranchii; de subklasse binnen de kraakbeenvissen waartoe haaien en roggen behoren. Kort samengevat: hoe meer gemerkte haaien en roggen hun tag behouden, hoe nauwkeuriger je onderzoeksresultaten zijn.

Na de eerste periode in de kweekbakken, worden de roggen overgeplaatst naar mosselputten waar ze zich kunnen aanpassen aan het leven in zee.

Zenderen

Het derde onderzoeksveld is wel in voorbereiding maar gaat naar verwachting pas volgend jaar zijn beslag krijgen. Het is het zenderen van haaien en roggen. Je moet dan denken aan een werkwijze zoals met de Europese paling. Zenders in de Noordzee pikken signalen op van vissen die op weg gaan naar hun paaigebied in de Sargassozee. “Dan zullen we inderdaad wel receivers in de Noordzee moeten hebben.” Dat is een dure aangelegenheid, weet Verspui. “Een zender kost al gauw 300 euro. Van het Rijk wordt er geen enkele bijdrage
geleverd. En dan te bedenken dat Den Haag vanuit het Haaienactieplan wel degelijk de opdracht heeft om aan het herstel van haaien
en roggen te werken. Eigenlijk doen wij het werk van de overheid. Maar natuurlijk heeft Sportvisserij Nederland zelf ook belang bij
gezonde populaties.”

Michaël Laterveer is trots op zijn eerste lichting stekelroggen.

De kwekerij zelf heeft een grote ruimte met aquaria op hoge stellages, waar met name veel kleine stekelrogjes rondzwemmen. Ook qua
mensen is het er druk. Laterveer wordt bijgestaan door een groot aantal studenten van allerlei opleidingen met raakvlakken met (vis)biologie. 

Op een tafel staan stapeltjes platte plastic bakken, gevuld met water en een stekelrogje. In hun ‘vleugels’ zitten de merkjes. Het is tijd
voor hun wekelijkse weegsessie, want ook hun gewichtstoename houden Laterveer en Verspui nauwlettend in de gaten.
In een van de glazen bakken liggen haaieneieren. In enkele daarvan is daadwerkelijk al de beweging van hondshaai-embryo’s te zien. 

Als de roggen de juiste ‘discgrootte’ hebben worden ze uitgezet in Zeeuwse mosselputten. Dat zijn bassins van 12 bij 25 meter die in
directe verbinding staan met zeewater. Daar kunnen ze wennen aan de omstandigheden zoals die in het wild zijn. Ze krijgen voedsel
dat ze in de open zee kunnen tegenkomen, dat gebeurt overigens in Utrecht ook al. Laterveer schat dat hij dit jaar circa 300 stekelroggen heeft gekweekt. Tussen oktober 2017 en januari 2018 denkt hij dat er 150 tot 200 uitzetklaar zullen zijn. Met de hondshaai gaat het langzamer. “Daar zijn we net mee gestart.”

Een net uit het ei gekropen stekelrogje.

Bron: Visionair. Fotografie: Peter Verhoog / Dutch Shark Society

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.