(Bron: VISionair) Wereldwijd gaat het slecht met de haaienstand. De Noordzee is daar geen uitzondering op. Daarom loopt in Utrecht een project dat uniek is in de wereld: als onderdeel van een ambitieus herstelproject worden haaien en roggen gekweekt.
Je zou zeggen dat een project dat zich richt op
herintroductie van haaien en roggen zich
ergens in Zeeland of aan de Waddenkust zou
bevinden, in ieder geval aan zee. Maar het
zenuwcentrum bevindt zich in Utrecht, waar
de kwekerij is ingetrokken bij het gemeentelijk
fietsendepot!
“We weten vooral heel veel niet van de haaien
en roggen in ons kustgebied”, zegt Niels Brevé.
Hij is namens Sportvisserij Nederland
betrokken bij het project Haaien en roggen
terug in de Noordzee. “Neem bijvoorbeeld de
gevlekte gladde haai. Die zien we meer en
meer in de Zeeuwse kustwateren. Schippers
zien dat ook en die vragen zich dingen af:
Wordt er minder op gevist? Is het toch de
klimaatverandering? Is er iets veranderd aan
het trekgedrag? We weten het niet. Daarom is
onderzoek naar haaien zo belangrijk.”
Inmiddels loopt er al een paar jaar een
haaienmerkprogramma langs de Nederlandse
kust. Jaarlijks is er ook het evenement
Sharkatag, waarbij sportvissers speciaal op
haaien en roggen vissen, ze voorzien van een
merkje en terugzetten. “We hebben nu al
4.000 haaitjes gemerkt. Daarvan hebben we
er 200 teruggezien.”
Europees haaienactieplan
Ook op EU-niveau is het doorgedrongen dat
het niet best gaat met de haaien en roggen,
niet alleen in de Noordzee maar in alle
Europese zeegebieden. “Het is geen probleem
dat ophoudt bij de grens van de territoriale
wateren”, zegt Brevé. “Een haai kan zo naar
Schotland of Spanje zwemmen.” Er is dus ook
een Europees haaienactieplan gekomen, het
Nederlands haaienactieplan is daar een
uitvloeisel van. “Doel is haaien en roggen in
gezonde populaties terug te brengen.”
In die actieplannen staat nergens de optie dat
je de haaien- en roggenpopulaties ook zou
kunnen helpen door een kweekprogramma op
te zetten. En tóch is dat precies wat er in het
Utrechtse fietsendepot gebeurt. Brevé: “Wij
wilden niet alleen maar monitoren en wilde
haaien en roggen gaan merken maar ook een
bijdrage leveren door zélf haaien en roggen te
kweken.”
De hoop is dat de uitgezette haaien en roggen
veel extra informatie gaan opleveren.
Bijvoorbeeld over - in dit geval - de Nederlandse
delta als opgroeigebied voor jonge
dieren. “Onderzoek aan de hand van uitgezette
kweekdieren … dat is nog nooit vertoond. Ook
niet in het buitenland.”
In het Utrechtse fietsendepot bevindt zich een modern kweekcentrum voor haaien en roggen.
Om het onderzoek wetenschappelijk te
onderbouwen en ook binnen allerlei (inter)
nationale regelgeving te blijven, werken de
projectpartners nauw samen met onder meer
onderzoeksinstituut
Wageningen Marine
Research (WMR). “Als wij willen dat we de
grote beleidsmakers in Den Haag en Europa
kunnen overtuigen moeten we wel zorgen dat
we met gedegen resultaten komen. Het gaat
om geloofwaardigheid.” De andere huidige
projectpartners zijn het
Wereld Natuur Fonds (WNF),
Stichting De Noordzee,
Dutch Shark Society en onderzoek- en adviesbureau
Blue Linked.
Overigens is WMR ook belangrijk omdat deze
organisatie goede contacten heeft met de
beroepsvisserij en de visafslagen. “We kunnen
wel allemaal vissen gaan merken maar op zee
zijn de meeste roggen en haaien bijvangst.
Er is wel een terugzet- en een rapportageplicht
voor een aantal soorten”, aldus Brevé.
“Welke dat zijn wordt aangegeven op de
zoekkaart haaien & roggen die speciaal voor
dit doel is gemaakt.”
Bewustwording, niet alleen bij het beroep
maar ook bij sportvissers is dus een groot
goed. “Neem nou de vleet, een kenmerkende
maar tegenwoordig in de Noordzee zeer
zeldzame roggensoort. Dat je die moet
aantreffen in een vitrine van de visafdeling van
de Makro. Dat kan en mag toch niet? Iedereen
moet gewoon snappen dat de vleet een zeer
zeldzaam dier is.”
Jonge rog met nog een intacte dooierzak
Stekelroggen en hondshaaien
Inzoomend op het project zelf kom je vanzelf
uit bij Michaël Laterveer en Remko Verspui. De
kweek van haaien en roggen kun je met een
gerust hart aan Laterveer overlaten. Hij is met
zijn bedrijf Blue Linked verantwoordelijk voor
de kwekerij in Utrecht en beschikt over ruime
ervaring met het kweken van zeedieren; 17 jaar
werkte hij bij de aquaria-afdeling van
Diergaarde Blijdorp in Rotterdam. ”Dierentuinen
hebben onderling fokprogramma’s.
Tot 2000 kwamen alle dieren nog uit het wild.”
Het vermeerderen van zeedieren als
inktvissen, kwallen, koralen en haaien en
roggen, hij heeft het allemaal gedaan.
Aanvankelijk zat er in het fietsendepot een
kweekcentrum voor koralen, dat nam
Laterveer over om een tarbotkwekerij te
beginnen. “Helemaal ecologisch, geen afval.
Maar niemand zat op scharrelvis te wachten.”
En dus zit hij sinds 2015 in de haaien en
roggen. “Daar ben ik goed in.”
Vooralsnog ligt de focus van Blue Linked op de
kweek van stekelroggen en hondshaaien. “Je
hebt zowel levendbarende als eierleggende
haaien en roggen. Wij concentreren ons op de
eierleggende soorten. Met levendbarende
haaien tot redelijke aantallen komen is nog
niet haalbaar. Die krijgen te weinig jongen. Dan
zou je voortdurend zeker zestig ouderdieren
moeten houden. Dat is gewoonweg te duur.”
Eierleggende haaien daarentegen produceren
tussen de honderd en honderdvijftig eieren per
jaar. “Dat zijn goede aantallen. We krijgen de
eieren via diverse zeeaquaria, Blijdorp, Neeltje
Jans en Harderwijk.” De ouderdieren zijn
genetisch vergelijkbaar met vissen uit
natuurlijke populaties; je wilt uiteraard geen
gedomesticeerde, genetisch verarmde dieren
in het wild uitzetten. Laterveer is trots op zijn
eerste lichting van stekelroggen. “Ik heb een
overlevingspercentage van 95 procent. Bij veel
bekende kweekvissen is dat percentage veel
en veel lager maar omdat die oneindig veel
meer eitjes produceren, hou je er veel meer
van over. De overlevers hebben al heel veel
moeten doorstaan, maar dat wil niet zeggen
dat het gezonde, sterke vissen zijn.”
Laterveer heeft er veel vertrouwen in dat zijn
haaien en roggen het leven in volle zee
aankunnen. “Ze zullen moeten wennen aan
temperatuurverschillen, een andere watersamenstelling,
stroming en golfslag en zelf hun
kostje bij elkaar scharrelen.”
In het eikapsel ontwikkeld zich een hondshaai.
Scepsis
Nu is het doel van het hele project het herstel
van de roggen- en haaienpopulaties in de
Noordzee. Eén misverstand wil Laterveer toch
echt de wereld uit hebben. “We moeten niet de
illusie hebben dat we door het uitzetten van
een beperkt aantal haaien en roggen de
oorspronkelijke populaties direct herstellen.
Het is daarom te begrijpen dat de plannen van
Sportvisserij Nederland, WNF, Stichting de
Noordzee,
Dutch Shark Society en Blue Linked
kunnen rekenen op de nodige scepsis. “Het
doel is een gezonde populatie in 2030. Wat is
dat? In de wereld van natuurbescherming
wordt vaak uitgegaan van de habitat. Als die
maar goed is. Dus wordt ingezet op herstel van
zeegrasvelden, mosselbanken, terugdringen
van de impact van de visserij op haaien en
roggen door onder andere de beperking van de
bijvangst. De gedachte is dat als de habitat op
orde is de haaien- en roggen eenvoudiger
terug zullen keren.”
Het spreekt voor zich dat de projectpartners
niet tégen het herstel van het habitat zijn. “Maar dat betekent in feite wachten, wachten,
wachten”, zegt Remko Verspui. Hij is als
onderzoeker van Sportvisserij Nederland nauw betrokken bij het Utrechtse initiatief. “Wij
bekijken het van de andere kant. Stel dat
straks het habitat goed is en de haaien en
roggen nog steeds niet terugkeren? Als we dan
pas moeten gaan uitzoeken of we dieren
moeten gaan kweken om uit te zetten is
ondertussen al veel tijd verloren gegaan. Dus
wij zijn gewoon begonnen; kijken of het lukt.
Door te leren van de toekomstige resultaten
uit het merk-terugvangst-onderzoek zal ook
duidelijk worden waar verbeterpunten
mogelijk zijn. Dan is het straks mogelijk om
sneller tot herstel te komen. Dát is de rode
draad van het project.”
Het is juist het onderzoek dat de haaien- en
roggenstand weleens een flinke boost zou
kunnen geven. “Juist omdát we zo weinig
weten is het nodig om uit te vinden waar het
‘m in steekt. Stel dat we ontdekken dat de
gemerkte vissen voor een deel op de visafslag
belanden dan weet je in ieder geval wat er aan
de hand is. Blijven ze wel leven dan weet je dat
uitzet werkt en gaan we een beeld krijgen van
de geschikte leefgebieden. Door ons
onderzoek kun je eventueel wel de vinger op
de zere plek leggen, meent Verspui.
Onderdeel van het onderzoek is het vinden van een geschikt merkje.
Merken
Het onderzoeksgedeelte van dit project valt
eigenlijk uiteen in drie deelgebieden.
Monitoring is er daar een van. Dat loopt
inmiddels al enkele jaren; dat zijn de dieren die
gemerkt worden via het haaienmerkprogramma
en Sharkatag, welke gemeld worden
via sharkray.eu (dit is de URL die op de merkjes
staat). Zo komt er inzicht van het gedrag van
echte wilde haaien. Hun trekgedrag, waar ze
zich voortplanten enzovoort.
Maar in de kwekerij gebeurt veel meer.
Verspui onderzoekt ook wat de beste manier
is om de vissen te merken. In de Utrechtse
bassins worden jonge roggen voorzien van
verschillende soorten merkjes, in allerlei
vormen en maten. Ook daar is nog nooit
onderzoek naar gedaan. Het feit dat van de
4.000 tot dusver gemerkte haaien er slechts
200 zijn terug gemeld, zegt niet alles. Want
het is wel duidelijk dat niet alle merktekens
even geschikt zijn. “Ik kijk bijvoorbeeld naar
zichtbaarheid, invloed op de gezondheid en de
groei van de vis, de hanteerbaarheid en vooral
ook de kans op verlies. Want het wil nog
weleens gebeuren dat merkjes door de groei
van de vis verloren gaan. Zo hadden we een
type merk dat er gewoon wordt uitgedrukt. Of
je ziet dat het rond het merkje gaat schimmelen,
dat mag natuurlijk ook niet.”
De
haaien- en roggenkwekerij is daarmee ook
meteen een laboratorium. Verspui: “Uit al die
data kunnen we het meest geschikte merkje
selecteren. We hebben vier verschillende
tag-groepen. Welke het beste is?” Verspui
heeft al wel een idee, maar zijn onderzoek is
nog niet af, dus houdt hij de resultaten nog
even voor zich.
Duidelijk is al wel dat zijn werk straks wellicht
op Europees dan wel mondiaal niveau een
bijdrage kan leveren aan het onderzoek naar
het herstel van de elasmobranchii; de subklasse
binnen de kraakbeenvissen waartoe haaien
en roggen behoren. Kort samengevat: hoe
meer gemerkte haaien en roggen hun tag
behouden, hoe nauwkeuriger je onderzoeksresultaten
zijn.
Na de eerste periode in de kweekbakken, worden de roggen overgeplaatst naar mosselputten waar ze zich kunnen aanpassen aan het leven in zee.
Zenderen
Het derde onderzoeksveld is wel in voorbereiding
maar gaat naar verwachting pas volgend
jaar zijn beslag krijgen. Het is het zenderen van
haaien en roggen. Je moet dan denken aan een
werkwijze zoals met de Europese paling.
Zenders in de Noordzee pikken signalen op
van vissen die op weg gaan naar hun
paaigebied in de Sargassozee. “Dan zullen we
inderdaad wel receivers in de Noordzee
moeten hebben.”
Dat is een dure aangelegenheid, weet Verspui.
“Een zender kost al gauw 300 euro.
Van het Rijk wordt er geen enkele bijdrage
geleverd. En dan te bedenken dat Den Haag
vanuit het Haaienactieplan wel degelijk de
opdracht heeft om aan het herstel van haaien
en roggen te werken. Eigenlijk doen wij het
werk van de overheid. Maar natuurlijk heeft
Sportvisserij Nederland zelf ook belang bij
gezonde populaties.”
Michaël Laterveer is trots op zijn eerste lichting stekelroggen.
De kwekerij zelf heeft een grote ruimte met
aquaria op hoge stellages, waar met name veel
kleine stekelrogjes rondzwemmen. Ook qua
mensen is het er druk. Laterveer wordt
bijgestaan door een groot aantal studenten
van allerlei opleidingen met raakvlakken met
(vis)biologie.
Op een tafel staan stapeltjes platte plastic
bakken, gevuld met water en een stekelrogje.
In hun ‘vleugels’ zitten de merkjes. Het is tijd
voor hun wekelijkse weegsessie, want ook hun
gewichtstoename houden Laterveer en
Verspui nauwlettend in de gaten.
In een van de glazen bakken liggen haaieneieren.
In enkele daarvan is daadwerkelijk al de
beweging van hondshaai-embryo’s te zien.
Als de roggen de juiste ‘discgrootte’ hebben
worden ze uitgezet in Zeeuwse mosselputten.
Dat zijn bassins van 12 bij 25 meter die in
directe verbinding staan met zeewater. Daar
kunnen ze wennen aan de omstandigheden
zoals die in het wild zijn. Ze krijgen voedsel
dat ze in de open zee kunnen tegenkomen,
dat gebeurt overigens in Utrecht ook al.
Laterveer schat dat hij dit jaar circa 300
stekelroggen heeft gekweekt. Tussen oktober
2017 en januari 2018 denkt hij dat er 150 tot
200 uitzetklaar zullen zijn.
Met de hondshaai gaat het langzamer.
“Daar zijn we net mee gestart.”
Een net uit het ei gekropen stekelrogje.